TU/e staat wereldwijd bekend als een opleidingsinstituut dat samenwerkingen en het delen van kennis hoog in het vaandel heeft staan. Het is onze geschiedenis die daaraan bij heeft gedragen: zowel Philips als Daf hadden een grote rol in het ontstaan van TU/e. Ingenieurs en onderzoekers van deze organisaties werkten vanaf het begin samen met de onderzoekers en studenten op onze campus. Later kwamen daar steeds meer partners bij. Hier in Eindhoven was en is dat de gewoonste zaak van de wereld.
Als u meer wilt lezen over de achtergronden, de ontwikkeling en de voordelen van deze open manier van samenwerken: in dit artikel leest u daarover een uitgebreid interview met Ton Backx, directeur van het Universiteitsfonds.
Ook nu werken onderzoekers van TU/e intensief samen met specialisten van andere organisaties. Eén daarvan is het Maxima Medisch Centrum. Die samenwerking heeft al geleid tot twee bijzondere uitkomsten die gaan zorgen voor een betere gezondheid en een ongestoorde ontwikkeling van nog ongeboren en te vroeg geboren baby’s. In dit artikel bespreken we de twee projecten die dat mogelijk gaan maken.
Dit artikel is een toevoeging aan een interview met Ton Backx over de geschiedenis, de ontwikkeling en het belang van open samenwerkingen: één van de unieke eigenschappen van TU/e. U leest dit artikel hier.
Veilige monitoring van premature baby’s
In 2020 werd in Nederland bijna 7% van alle kinderen geboren vóór de 38e zwangerschapsweek. Tot nu toe worden deze premature baby’s gemonitord in een besloten omgeving, zoals een couveuse, met sensoren die op de tere babyhuid geplakt werden. Deze elektrodes veroorzaken pijnlijke huidirritaties. Daar komt bij dat de baby’s vrijwel continu verblijven in een omgeving die eigenlijk altijd licht en druk is. Bovendien is het voor de ontwikkeling van het kind zo belangrijke fysieke contact met de moeder ingewikkeld.
Monitoren zonder te verstoren
Ton vertelt over hoe de open samenwerking en het samenbrengen van twee specialismen, die misschien op het eerste gezicht weinig met elkaar lijken te hebben, leidde tot een bijzonder alternatief: “Op TU/e liep een onderzoek naar glasvezel en lichtrefractie. Simpel gezegd kwam dat op het volgende neer: je stuur licht door een vezel en je buigt die vezel op verschillende manieren. Vervolgens kun je meten hoe de doorgang van het licht door de glasvezel verandert als gevolg van de buiging. De meetgegevens vertellen je meer over bijvoorbeeld de hoek en de kracht van de buiging.”
Onderzoekers van TU/e werken al jaren intensief en heel open samen met artsen en onderzoekers van het MMC. Ton: “We delen alles wat we ontdekken en leren met elkaar. Eén van hun kinderartsen zag in deze ontwikkeling een kans om een langgekoesterde wens in vervulling te laten gaan: Het meten van vitale signalen bij te vroeg geboren baby’s.”
Een glasvezelmat die vitale signalen meet
Gezamenlijk hebben zij een prototype ontwikkeld op basis van die lichtmetingen vitale gegevens te monitoren: een mat vol glasvezel-strengetjes. Daarmee kunnen ze zeer nauwkeurig bewegingen van de baby meten. De gegenereerde data is een bron van nuttige informatie over diens gezondheidstoestand. Het prototype bleek veelbelovend en daarop wordt nu verder gebouwd.
Ton: “Dankzij deze samenwerking voorkomen we straks dat de ontwikkeling van te vroeg geboren kinderen al in het prille begin enorm wordt verstoord. Want wanneer deze mat eenmaal is uitontwikkeld, kunnen ze daarop gewoon thuis veilig liggen en slapen terwijl een arts de data op afstand monitort. En niets staat meer het fysieke contact met de moeder in de weg. Dat is toch een prachtige ontwikkeling?”
Gericht luisteren naar moeder en kind
Ton heeft nog een aansprekend voorbeeld van hoe een inzicht van buiten een onderzoek een bijzondere richting gaf: Nemo Healthcare. Ton: “Onderzoekers hadden een zeer bijzondere techniek voor signaalanalyse ontwikkeld. Die kon heel kleine signalen, die diep verborgen lagen in grote signalen, scheiden op basis van verschillen in de signaalkarakteristieken.”
“Een arts liet zich deze techniek uitleggen en vroeg zich af of je daarmee de geluiden van een ongeboren kind zou kunnen isoleren. Zoals de kleine maar snelle hartslag die lastig te onderscheiden was van de andere geluiden in het lichaam van de moeder. Misschien zou het zelfs mogelijk zijn om de beweeglijkheid van de ongeborene te isoleren van geregistreerde grote signalen van de moeder zoals haar hartslag en haar baarmoederactiviteit.”
De mogelijkheden bleken nog uitgebreider
Deze mogelijkheden zouden het een stuk makkelijker maken om gegevens te verzamelen over de gezondheid van de baby. Omdat het hartsignaal van het kind erg klein is en verloren gaat in de geregistreerde signalen van de moeder, was het gedetailleerd en continu monitoren van de signalen van het kind niet mogelijk zonder invasieve technieken te gebruiken. Het idee om signalen te onderscheiden bleek haalbaar.
Sterker nog: ze konden zelfs de bewegingen van het ongeboren kind meten aan de hand van de gesignaleerde veranderende oriëntatie van de hartspier. Zo ontstond een nieuwe, non-invasieve en zeer gedetailleerde manier om de gezondheid van ongeboren kinderen te meten en monitoren.
Ton: “Als TU/e een meer gesloten instituut was geweest, was er met de uitkomsten van deze onderzoeken misschien wel niets gebeurd of ware er andere toepassingen voor bedacht. Nu hebben we twee prachtige voorbeelden van hoe technologie kan bijdragen aan een betere gezondheid. In dit geval door de meest kwetsbaren een veel grotere kans op een goede start van hun prille leven te geven.”