Samenwerken als tweede natuur

In juni 2024 organiseerde het Universiteitsfonds Eindhoven de tweede editie van de Impact Night; een avond waarop donateurs en geïnteresseerden een inkijkje kregen in de meest recente ontwikkelingen rond projecten die het fonds ondersteunt.  

Tijdens de presentaties werd al duidelijk dat veel van deze projecten intensieve samenwerkingen zijn tussen de wetenschappers en studenten op de Campus en externe organisaties. Ton Backx, directeur van het fonds, legde daar ook sterk de nadruk op bij het introduceren van die projecten.  

Met dank aan de geschiedenis 

In deze moderne, verbonden wereld is samenwerken ook voor universiteiten geen luxe meer. Het is een noodzaak. Toch is het lang niet altijd vanzelfsprekend. Maar op TU/e is samenwerken zo logisch dat er eigenlijk nooit over gesproken wordt. Daarom doen we dat in dit artikel wel en vragen we Ton waarom TU/e hierin een voortrekkersrol heeft.  

Ton: “Dat heeft veel te maken met onze ontstaansgeschiedenis. TU/e heeft haar bestaan grotendeels te danken aan bedrijven als DAF en Philips. Zij wilden hier graag een instituut dat wetenschappelijk onderwijs zou gaan bieden zodat zij van daaruit mensen konden werven voor hun R&D. Beide bedrijven hebben zich daar actief voor ingezet en ook aan meebetaald. Dus toen de Technische Hogeschool Eindhoven, zoals het toen heette, de deuren opende, was er al een sterke band met het bedrijfsleven.” 

Van Eigen R&D naar TU/e 

Tot ongeveer de jaren 80 van de vorige eeuw hadden bedrijven nog eigen R&D-afdelingen, waar wetenschappers nieuwe producten bedachten en ontwikkelden. Maar in de jaren 90 begonnen die te verdwijnen en die ontwikkeling heeft zich in een hoog tempo doorgezet. Bedrijven zochten onder andere de universiteiten op om daar het meer fundamentele onderzoek te beleggen. Ton: “Toen moesten die ineens gaan samenwerken met bedrijven. Dat was voor een aantal universiteiten enorm wennen, terwijl het voor ons al de normaalste zaak van de wereld was.” 

Om de contacten met het bedrijfsleven te leggen en onderhouden zetten verschillende universiteiten speciale afdelingen op die los stonden van hun onderzoek. “Maar in Eindhoven werkten we toen al lang heel organisch samen. Hier liepen al vanaf het begin onze wetenschappers rond in het Philips Natuurkundig Laboratorium (Natlab) en waren hun wetenschappers en ingenieurs welkom op de campus.”  

De ervaringen uit het verleden hielpen TU/e om snel mechanismen in stelling te brengen en om te gaan met de verschuiving van industriële R&D naar academische onderzoeks- en opleidingsinstituten. Zo werden er bijvoorbeeld studententeams gevormd en netwerken gevormd op basis van connecties die al decennialang bestonden.  

Bouwen op elkaars werk 

De open uitwisseling van mensen leidt nog steeds tot een open uitwisseling van ideeën. Ton: “Wij werken echt geïntegreerd samen met bijvoorbeeld onderzoekers van andere universiteiten, bedrijven en ziekenhuizen, zoals het Maxima Medisch Centrum. Zij werken bij ons en wij bij hen, met open deuren, zodat we op elkaars werk kunnen bouwen.” 

Ton: “Ik geef een voorbeeld: op TU/e deden we onderzoek naar glasvezel en lichtrefractie. Een kinderarts die intensief met ons samenwerkt, zag in dit project een kans om een langgekoesterde wens in vervulling te laten gaan: Het meten van vitale signalen bij te vroeg geboren baby’s. De kans dat onderzoekers daar zelf op zouden zijn gekomen, is natuurlijk heel klein.”  

In dit artikel leest u over twee bijzondere ontwikkelingen die samen met de specialisten van het MMC tot stand zijn gekomen. De resultaten gaan bijdragen aan respectievelijk de ongestoorde ontwikkeling en gezondheid van te vroeg geboren en nog niet geboren baby’s.  

Kleine delen van een grote puzzel 

Volgens Ton is deze open manier van samenwerken en kennis delen het vruchtbaarst, maar ook het meest logisch. Ton: “De ontwikkelingen die onze wereld nodig heeft, kun je als onderwijsinstituut of als bedrijf niet zelf bereiken. Dat zijn enorme puzzels. Als onderzoeker werk je aan een heel klein deeltje van zo’n puzzel. Dat deel levert misschien iets op en misschien ook niet. Maar samen leg je zo’n puzzel altijd makkelijker.” 

Zeker de resultaten van fundamenteel onderzoek zijn wat Ton noemt, zelden ‘rijp’: “Maar soms zien anderen wat jij niet ziet of zij kunnen iets met een stukje kennis dat jij hebt opgedaan, maar dat voor jou geen waarde heeft. Zo kom je samen verder en ontdek je nieuwe toepassingen die misschien wel niks te maken hebben met wat jij als onderzoeker in gedachten had. En als dat uitgroeit tot zoiets als de glasvezelmat, is dat pure winst voor de maatschappij. ” 

Bescheidenheid 

Ton durft de stelling wel aan dat TU/e op het gebied van echte samenwerking wel de nummer één van de wereld is. Toch komt Eindhoven relatief weinig in het nieuws als het gaat om wetenschappelijke ontwikkelingen. Volgens Ton is dat iets typisch Brabants: “Wij zijn nou eenmaal bescheiden en we willen eerst bewijzen dat het werkt. Er zijn genoeg andere partijen die de pers al opzoeken als ze een basaal idee hebben. Wij ontwikkelen het liever eerst door. “ 

Toch ziet hij de mentaliteit, ook bij universiteiten onderling, veranderen: “Als je de onderzoeksgebieden van alleen al de technische universiteiten naast elkaar legt, zie je veel overlap. Maar als je verder kijkt, zie je dat elke universiteit binnen die gebieden een zeer gefocust specialisme heeft en dat er dus eigenlijk helemaal geen overlap is.”  

De financierings-competitie 

Ook het feit dat er steeds moeilijker geld voor onderzoek is te krijgen, maakt samenwerking logischer. Ton: “Als wetenschapper moet je tegenwoordig ook verkoper zijn om je onderzoek met succes te kunnen ‘pitchen’. Als je hoogleraar wordt, doe je zelf bijna geen onderzoek meer. Je besteedt dan het grootste deel van je tijd aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Dat is geen natuurlijke rol voor ons en als onderzoekers het dan nog eens in competitie tegen elkaar moeten opnemen zijn we heel waardevolle onderzoekscapaciteit en -tijd aan het verspillen. Zeker omdat het grootste deel van de onderzoeksvoorstellen niet wordt gehonoreerd,”  

Daarom werken ook universiteiten onderling steeds vaker samen om projecten gefinancierd en van de grond te krijgen. Toch is er dan nog steeds een hardnekkig obstakel: “De commissies die de voorstellen beoordelen kijken niet naar de potentiële waarde van een onderzoek voor onze samenleving. Hun belangrijkste criterium is risico. Daarmee raak je nou net één van de belangrijkste kenmerken van fundamenteel onderzoek: er kan ook zomaar niks uitkomen. Of juist iets dat de wereld verandert. Maar op geen van beiden kun je vooraf garanties geven.” 

Het belang van fundamenteel onderzoek 

Ton benadrukt vaak het belang van onderzoek zoals de TU/e dat doet, samen met bedrijven, onderwijsinstellingen en andere organisaties. Ton: “De maatschappelijke vragen en uitdagingen zijn groot. Voor de oplossingen kunnen we vaak niet vertrouwen op bestaande technieken. Veel ervan hebben ons gebracht waar we nu zijn, maar veel ervan liggen ook ten grondslag aan de problemen die we nu moeten aanpakken.  

Juist daarom heeft de wereld een frisse blik nodig, een lege pagina om opnieuw mee te beginnen. Wij prijzen ons gelukkig met donateurs die dat begrijpen en ons financieel ondersteunen, zodat wij als TU/e dat fundamentele onderzoek mogelijk kunnen maken en samen met onze partners echt een verschil kunnen maken voor de samenleving.”